Baanregels

Tijdens trainings en wedstrijd uren van de Baanvereniging Deventer zijn onderstaande regels van toepassing. Tijdens snelijs uren zullen aangepaste regels actief zijn, deze zijn specifiek aangegeven.

Training:

  • Alle aanwijzingen van de Baanvereniging, het baanpersoneel van
    IJsbaan De Scheg en de dienst doende juryleden dienen te worden
    opgevolgd.
  • Als van het verkeerslicht de oranje lamp brand, wordt iedereen verzocht aanstalten te maken om het ijs te verlaten. Zodra de rode lamp brand van het verkeerslicht moet iedereen het ijs verlaten. Het ijs mag pas weer betreden worden als de groene lamp van het verkeerslicht brand. Het is niet toegestaan om op het ijs te wachten tot dat de groene lamp brand.
  • Het ijs mag nooit betreden worden door schaatsers als er een ijs/onderhoudsmachine op het ijs is.
  • Voor de normale ijstraining (dus niet van toepassing op snelijs) is de baan verdeeld in drie ‘ringen’:
    · De binnenste ring voor snel tempowerk en snel duurwerk;
    · De middelste ring voor minder snelle opdrachten, c.q. minder snelle rijders;
    · De buitenste ring voor langzame techniek oefeningen en rustig rechtop schaatsen helemaal aan de buitenkant van de baan en met maximaal 3 naast elkaar.
  • Uitleg door trainers op beide rechte stukken:De groep tegen de
    boarding plaatsen en de trainer komt er dan voor te staan. Groepen niet
    groter dan 10 personen. Heeft de trainer meer rijders dan de groep
    opdelen.. Dit is niet van toepassing tijden snelijs.
  • Bij snelheid de lijn aanhouden die je op het rechterstuk hebt. Dus niet uitwijken!
  • Uitrijden met maximaal 3 rijder naast elkaar! Als je een groep inhaalt, achter elkaar gaan rijden.
  • Begin de opdracht alleen aan het begin van een recht stuk. Nooit in de bocht!
  • Kijk even over je schouder of er ruimte is voordat je begint of inhaalt.
  • Starten mag alleen op het rechte stuk, 15 meter na de bocht. Houd voldoende ruimte aan de buitenkant. Groepen in rust en rijders die langzaam een oefening uitvoeren dienen in de buitenste ring te passeren
  • Zorg ervoor dat er iemand achter de startende rijder gaat staan die het tegemoetkomende verkeer waarschuwt als extra beveiliging. Degenen die wachten op hun beurt, staan tegen de boarding. Starten op de blauwe lijn.
  • Wanneer je langzamere rijders wilt inhalen, moet jij als snellere rijderin de gaten houden of het kan. Waarschuw ook op tijd als je wilt passeren. Roep “hoog op!” en reageer hierop.
  • Waarschuw, door te roepen, de langzamere rijders dat je bent gevallen. Dit om het scheppen van andere rijders te voorkomen.
  • Houd altijd je schaatsen zo laag mogelijk.
  • Geen schaatsbeschermers, bidons en andere materialen op het ijs leggen.
  • Nooit op de kussens van de baanbeveiliging gaan zitten en nooit met de schoenen op het ijs.
  • Het dragen van handschoenen en een hoofddeksel (muts of bandana) is aan bevolen.
  • Het dragen van een valhelm is aanbevolen. Het kan zijn dat door de eigen schaatsvereniging het dragen van een valhelm (voor bepaalde leeftijdsgroepen) verplicht gesteld is. Indien dit het geval is dan dient dit opgevolgd te worden door de rijders van desbetreffende verenigingen.
  • Trainingen op de buitenbaan met uitzondering van het pupillen uur op dinsdag het eerste uur, zijn enkel mogelijk voor pupillen rijders die minimaal 58 seconden over de 500 meter doen. Langzamere rijders mogen niet op de buitenbaan trainen op andere uren.
  • Spreek je medesporters erop aan, wanneer zij zich niet aan bovenstaande regels houden.

Snelijs

  • Rechtop rijden / rusten vindt plaats in de inrijdbaan (binnenste ring), hierbij rijden er niet meer dan 2 schaatsers naast elkaar! Er moet nog ruimte zijn voor anderen om te kunnen passeren én een overhangende schaatser in de wedstrijdbaan dient niet gehinderd te worden.
  • De specifieke schaatsopdrachten worden uitgevoerd in de wedstrijdbaan waarbij deze aangegaan worden vanaf de buitenzijde (buitenste ring) na een bocht. Afhankelijk van de oefening dient de rijder zo snel mogelijk naar de binnenbaan (wedstrijdbaan) te gaan. Een langzaam uit te voeren opdracht mag ook in z’n geheel aan de uiterste buitenzijde van de wedstrijdbaan uitgevoerd worden. Dit geldt ook voor het uitvoeren van (glij)startjes uiteraard. Let daarbij wel op dat de gehele wedstrijdbaan vrij is voordat er overgestoken wordt weer terug naar de inrijdbaan (kijk dan dus goed achterom).
  • Het oversteken vanaf de inrijdbaan naar de buitenbaan gebeurt alleen op de rechte stukken, kijk daarbij eerst goed achterom of de baan vrij is om veilig over te kunnen steken.
  • Staande starts maken op de 500m startlocatie; het heeft qua veiligheid niet de voorkeur om startjes op deze (of op de 1500m start) locatie te doen. Overleg en stem af met de andere groepen op de baan als je dit wilt doen.
  • Uitleg, feedback trainers – rijders; kan in de inrijdbaan (echter, niet meer dan met twee mensen naast elkaar rijden), ook op het ijsvlak tussen inrijdbaan en binnenbaan is ruimte. Individueel of in kleine groepjes kan dit ook in de buitenste wedstrijdbaan (rechte stuk) tegen de boarding. Blijf daarbij wel alert op andere schaatsers.

Wedstrijden:

  • Tijdens de wedstrijden is het niet toegestaan voor trainers en rijders om stil te staan op de inrijbaan vanaf start 500 mtr tot ruim na de finish (het hele rechte stuk aan finish zijde) in verband met de veiligheid van de rijders.   (Alleen de trainers mogen op de rubber matten stil staan).
  • Rijders die rechtop schaatsen dienen aan de uiterste binnenkant van de baan te schaatsen, opdat een naar binnen hangende wedstrijdschaatser in de binnenbaan hen niet kan raken en een snellere rijder die aan het inrijden is buitenlangs kan passeren.
  • Niet met meerdere schaatsers naast elkaar in de inrijbaan bij wedstrijden.
  • Altijd rustig passeren bij de startstreep. Steigerungen mogen alleen uitgevoerd te worden in de bocht waarna geen start is geplaatst. Opdat geen gevaar ontstaat met snelheid en naar de startstreep overstekende wedstrijdschaatsers.
  • Het is niet toegestaan tegen de rijrichting in te rijden op de in rijbaan.
  • Trainers / coaches rijden zo min mogelijk over de inrijdbaan, rijden vanaf het betreden van de ijsbaan richting het coachvak. Als er geen ‘eigen’ rijder in de wedstrijdbaan actief is verlaat de coach het coachvak en kan wachten op het ijsvlak tussen inrijdbaan en binnenbaan (zelfde rechte eind als waar zich het coachvak bevindt).